In de Koran wordt herhaaldelijk verwezen naar de Profeet Ibrahim (a.s.) als de centrale figuur in het Hadj-verhaal. Ibrahim wordt beschreven als de profeet die geleid werd naar de plaats van het Huis (d.w.z. de Ka’bah) in Mekka, als de bouwer van de Ka’bah samen met zijn zoon Ismaël en als de aartsvader van de Mekkanen.
Allah zegt inde Koran:
وَإِذْ بَوَّأْنَا لِإِبْرَاهِيمَ مَكَانَ الْبَيْتِ أَن لَّا تُشْرِكْ بِي شَيْئًا وَطَهِّرْ بَيْتِيَ لِلطَّائِفِينَ وَالْقَائِمِينَ وَالرُّكَّعِ السُّجُودِ ﴿٢٦﴾En toen Wij aan Ibrahiem op de plaats van het huis onderdak gaven [en zeiden]: “Voeg niets als metgezel aan Mij toe en reinig Mijn huis voor hen die de omgang verrichten, die rechtopstaan en die buigen en zich eerbiedig neerbuigen. [de Koran 22:26]
In de hadith-literatuur worden de rituelen van de Hadj expliciet aangeduid als “een erfenis uit de erfenis van Ibrahim”.
Inzicht in het leven van Ibrahim (a.s.) speelt een krachtige rol bij het begrijpen van de rituelen van de Hadj. Door deze rituelen zijn de pelgrims in staat om zich te verbinden met een gedeelde geschiedenis en met de erfenis van Ibrahim en zijn familie. Om deze reden verrichtten zelfs de pre-islamitische Arabieren de Hadj, ondanks het feit dat zij van Ibrahims monotheïsme afweken. De Hadj verbond hen met hun voorvaderen (Ibrahim en Ismaël), ook al omarmden zij het polytheïsme dat in strijd was met de basis van Ibrahims boodschap.
Ook voor de moslims is dit een van de grotere overkoepelende doelen van de Hadj-rituelen: de mogelijkheid om zich te verbinden met een gedeelde geschiedenis, verhalen en gemeenschap. Door de handelingen en rituelen van de Hadj neemt de gelovige een stap terug in de tijd en waardeert hij of zij de grotere traditie die hem bindt met miljarden mensen door de geschiedenis heen.
Een deel van het unieke verhaal van de hadj in de Koran is dat Ibrahim de eerste man was die de plicht van de Hadj aan anderen moest verkondigen (Koran 22:27). Toch wordt Ibrahim in de Koran ook grotendeels voorgesteld als een man met bijna geen volgelingen buiten zijn eigen naaste familie. De Koran verwijst naar Ibrahim als een “volk op zichzelf”, verwijzend naar zijn isolement.
Allah zegt in de Koran:
إِنَّ إِبْرَاهِيمَ كَانَ أُمَّةً قَانِتًا لِّلَّهِ حَنِيفًا وَلَمْ يَكُ مِنَ الْمُشْرِكِينَ ﴿١٢٠﴾ شَاكِرًا لِّأَنْعُمِهِ ۚ اجْتَبَاهُ وَهَدَاهُ إِلَىٰ صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ ﴿١٢١﴾ وَآتَيْنَاهُ فِي الدُّنْيَا حَسَنَةً ۖ وَإِنَّهُ فِي الْآخِرَةِ لَمِنَ الصَّالِحِينَ ﴿١٢٢﴾ ثُمَّ أَوْحَيْنَا إِلَيْكَ أَنِ اتَّبِعْ مِلَّةَ إِبْرَاهِيمَ حَنِيفًا ۖ وَمَا كَانَ مِنَ الْمُشْرِكِينَ ﴿١٢٣﴾Ibrahiem was een voorbeeld, onderdanig aan God, iemand die het zuivere geloof aanhing en hij behoorde niet tot de veelgodendienaars; hij was dankbaar voor Zijn weldaden: Hij heeft hem verkozen en naar een juiste weg gebracht. Wij hebben hem in het tegenwoordige leven gegeven wat goed is en in het hiernamaals hoort hij bij de rechtschapenen. Toen openbaarden Wij aan jou: “Volg het geloof van Ibrahiem die het zuivere geloof aanhing; hij behoorde niet bij de veelgodendienaars.” [de Koran 16:120-123]
De oproep van Ibrahim om op Hadj te gaan, wordt generatie op generatie beantwoord, met miljoenen mensen uit alle hoeken van de wereld, die ernaar streven zijn voetstappen te volgen. Het is een boodschap van hoop, optimisme en vertrouwen in God. Het laat ook zien hoe met Allah’s wil de meest onwaarschijnlijke resultaten kunnen worden bereikt.
De Hadj vertegenwoordigt ook de mogelijkheid om zich te verbinden met een grotere natie en gemeenschap. Dat miljoenen mensen, mannen en vrouwen, uit heden en verleden, van verschillende rassen, afkomsten, leeftijden en rituelen kunnen synchroniseren, gedreven door een gemeenschappelijk doel, geeft de pelgrim een krachtige ervaring van gedeelde broederschap en verwantschap die anders niet kan worden ervaren.
De Hadj-rituelen verbinden ons met een doel dat groter is dan onszelf, met een gemeenschap die groter is dan de onze, en met een erfenis en een geschiedenis van grootsheid: de erfenis van Ibrahim.