#159 8 minuten
Vraag

Waar is Allah?

In de naam van Allah, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle,

Het korte en eenvoudige antwoord op uw vraag is dat Allah de Allerhoogste noodzakelijk is in zijn bestaan. Allah bestaat daarom buiten tijd, ruimte, plaats en ‘fysieke’ richting; Hij is waar Hij altijd is geweest, zonder plaats.

Alvorens het bovenstaande antwoord in detail te bespreken, is het belangrijk om te beseffen dat de vraag “waar is Allah?” nooit werd besproken of tot een zaak van grote onenigheid werd door de Metgezellen (sahaba) en vroege moslims (salaf). We vinden zelden in de klassieke werken van de mainstream moslimgeleerden dat mensen rond gingen vragen en debatteerden over waar Allah Allerhoogste is! En afgezien van de hadith van Sahih Muslim waarin de boodschapper van Allah ﷺ aan de werkster (Arabisch: jariya) vroeg “Waar is Allah?”, is er geen andere tekst van de Koran en Soenna waarin deze vraag wordt gesteld. Wat betreft de hadith van de jariya, deze heeft zijn eigen specifieke context, die later zal worden uitgelegd.

De reden hiervoor is eenvoudig: Het is niet onze verantwoordelijkheid om de exacte ‘fysieke locatie’ van Allah te identificeren; onze verantwoordelijkheid is om Allah te kennen (ma’rifa), een sterke relatie met Hem op te bouwen, Zijn verhevenheid (tanzih) te bevestigen, Zijn Eenheid (tawhid) te ervaren, te leren over Zijn eigenschappen (sifat), Hem te aanbidden (‘ibada), Zijn bevelen te gehoorzamen en ons te onthouden van Zijn verboden. Buiten dat, is er geen Islamitische verplichting om te weten waar Allah Almachtig precies is; noch is het mogelijk voor het beperkte intellect om de realiteit en de majesteit van onze Schepper volledig te bevatten. Wij hebben zelfs de werkelijkheid van onze zielen, lichamen, de zon, de maan, de sterren, de bergen, de hemel, enzovoort niet volledig begrepen; hoe kunnen wij dan de essentie (kunh) van de Almachtige begrijpen?

Als zodanig is het belangrijk om het volgende te vermijden:

 

  • over dit onderwerp te redetwisten,
  • het als een fundamenteel deel van het geloof (aqida) te beschouwen, en
  • overhaast te zijn in het verklaren van anderen als ongelovigen of afwijkers als zij toevallig een ander standpunt innemen.

 

Wij moeten ons onvermogen om Allah volledig te begrijpen zien als een gevolg van onze zwakheid en onvolmaaktheid als mensen. Dit zal leiden tot een dieper gevoel van slaafsheid en behoeftigheid jegens Degene Die niemand nodig heeft.

Helaas leven wij echter in een tijd waarin sommige Moslims voortdurend over deze kwestie debatteren en zich gedragen alsof het een fundamenteel onderdeel van iemands geloof is. Zij verspillen hun kostbare tijd en die van anderen door langdurig te redetwisten over een kwestie waarover op de Dag des Oordeels niet zal worden gediscussieerd. Als gevolg hiervan worden veel belangrijkere aspecten van de deen verwaarloosd. Islamitische fora en sociale media zijn gevuld met argumenten, tegenargumenten, weerleggingen, aanvallen en eindeloze debatten over dit onderwerp. Velen blijven in verwarring en verbijstering achter met de hele ervaring, en sommigen hebben zelfs de Islam helemaal verlaten vanwege hun onvermogen om deze kwestie volledig te begrijpen.

Het advies is aan iedereen is dan ook om een stap terug te doen, te ontspannen en niet al te emotioneel te worden over deze kwestie waar geleerden over in gesprek kunnen gaan. Besef daarna dat deze kwestie geen uitgemaakte zaak is en dat er ruimte is voor ‘geldige’ meningsverschillen en dus ‘agree to disagree’. Door dit te doen, zouden wij onszelf en anderen kunnen behoeden voor grote zonden en zelfs ongeloof.

Om verder te gaan met het antwoord: Het is veilig om Allah te verheerlijken boven elke mensen eigenschap. Dit concept wordt in de klassieke werken Tanzih genoemd. Tanzih verwijst naar de bevestiging, in absolute en nadrukkelijke bewoordingen, dat er geen gelijkenis is tussen Allah en Zijn schepping. Allah lijkt op geen enkele manier op Zijn schepping, en er is geen schepping die op enige manier op Hem lijkt. Geen verbeelding kan zich een voorstelling maken van Hem en geen begrip kan Hem bevatten, daar Hij anders is dan alle geschapen wezens.

Allah, de Verhevene, zegt over Zichzelf:

لَيْسَ كَمِثْلِهِ شَيْءٌ ۖ وَهُوَ السَّمِيعُ الْبَصِيرُ ﴿١١﴾

“Er is niets dat aan Hem gelijk is.” (Koran 42:11)

En Hij, de Verhevene, zegt in de Surat al-Ikhlas:

وَلَمْ يَكُن لَّهُ كُفُوًا أَحَدٌ ‎﴿٤﴾‏

“en niet één is er aan Hem gelijkwaardig.” (Koran 112: 4)

Deze centrale overtuiging is in bijna alle klassieke werken over de Islamitische Geloofsbelijdenis uiteengezet. Imam al-Nasafi schrijft bijvoorbeeld het volgende:

“Hij [Allah] is geen lichaam (jism), noch een atoom (jawhar), noch is Hij iets dat gevormd is (musawwar), noch een ding dat beperkt is (mahdud), noch een ding dat geteld is (ma’dud), noch een ding dat verdeeld is, noch een ding dat samengesteld is (murakkab). Hij wordt niet beschreven als hoedanigheid (al-mahiyya), noch door de vorm (al-kayfiyya), noch is Hij geplaatst in een ruimte (al-makan), en tijd (al-zaman) heeft geen invloed op Hem. Niets lijkt op Hem, dat wil zeggen, niets is gelijk aan Hem.” [1] (Zie: Sa’d al-Din al-Taftazani & Najm al-Din al-Nasafi, Sharh al-Aqa’id al-Nasafiyya, P: 92-97)

Geloven dat Allah, de Verhevene, op enige wijze op Zijn schepping lijkt, of menselijke vormen en eigenschappen aan Hem toeschrijven (antropomorfisme/tashbih) kan leiden tot ongeloof (kufr). Imam al-Tahawi stelt in zijn beroemde naslagwerk het volgende:

“Iedereen die Allah beschrijft als zijnde op enigerlei wijze gelijk aan een mens, is een ongelovige geworden. Eenieder die dit begrijpt, zal er acht op slaan en zich onthouden van het zeggen van dingen zoals de ongelovigen zeggen, en zij zullen weten dat Hij in Zijn eigenschappen niet gelijk is aan de mens.” (Al-Aqida al-Tahawiyya, artikel 34)

Imam Abu Hamid al-Ghazali legt deze kwestie als volgt uit:

“Wie denkt dat Allah een lichaam heeft dat uit organen bestaat, is een afgodenaanbidder… Wie een lichaam aanbidt, wordt met de consensus van alle geleerden – zowel de vroege geleerden (salaf) als de late geleerden (muta’akhirun) – als een ongelovige beschouwd.” (Iljam al-Anam an ilm al-Kalam, P: 6-8)

Mulla Ali al-Qari verklaart in zijn commentaar op Al-Fiqh al-Akbar het volgende:

“Wij zijn niet in staat om Allah, de Verhevene te bevatten. Wat zich ook voordoet in iemands geest [met betrekking tot Allah’s verbeelding], Allah is anders dan dat, want Allah zegt: ‘Maar zij zullen Hem niet omvatten met hun kennis.'” (Minah al-Rawd al-Azhar fi sharh al-Fiqh al-Akbar, P: 117)

Abu ‘l-Fadl al-Tamimi al-Hanbali zegt:

“Imam Ahmad ibn Hanbal (Allah zij met hem genadig) veroordeelde degenen die zeiden dat Allah een lichaam (jism) is… aangezien de term jism/lichaam taalkundig gebruikt wordt om dingen aan te duiden die lengte, breedte, diepte en een samengesteld vorm hebben. (Minah al-Rawd al-Azhar fi sharh al-Fiqh al-Akbar, P: 118)

Als zodanig is deze fundamentele benadering van Allah’s eigenschap voldoende voor een gelovige om de Essentie van aanbidding te ervaren. Het is niet nodig voor een eenvoudige gelovige om de technische details van Allah’s eigenschappen te onderzoeken, en er is zeker geen noodzaak voor geschillen en argumenten. De meeste Moslims – zo niet alle moslims – ontkennen dat Allah op Zijn schepping lijkt, dus argumentatie en haasten om anderen als ongelovigen te bestempelen moeten worden vermeden. Ja, als men duidelijk gelooft dat Allah ‘fysiek’ op een plaats is of dat Hij organen heeft – zoals handen, voeten, gezicht, etc. – die lijken op Zijn schepping, of men geeft Allah attributen van geschapen dingen, dan zou dat ongeloof met zich meebrengen.

Een deel van dit centrale punt van aqida is het erkennen dat Allah Allerhoogste niet beperkt is tot tijd (zaman) en ruimte (makan), aangezien Hij de schepper is van beide en absoluut vrij is van het nodig hebben van iets (ghaniyy) dat Hij geschapen heeft.

إِنَّ اللَّهَ لَغَنِيٌّ عَنِ الْعَالَمِينَ ‎﴿٦﴾‏

“Voorzeker, Allah is onafhankelijk van de werelden.” (Koran 29:6)

Allah is niet te omschrijven met het hebben van een vorm, lichaam, grenzen, richtingen en een materieel bestaan dat een bepaalde ruimte of plaats inneemt. Het beperken van Allah tot tijd en ruimte, dus het toeschrijven van een lichaam aan Allah impliceert het gelijkstellen van Hem aan Zijn schepping.

 

Ali (moge Allah tevreden met hem zijn) zegt:

“Allah bestond toen er geen plaats was, en Hij is nu waar Hij altijd is geweest [d.w.z. zonder plaats].” (Al-Farq bayna al-Firaq, P: 333)

Imam al-Tahawi zegt:

“Hij (Allah) is niet begrensd, noch beperkt, noch heeft Hij delen of ledematen. Noch is Hij beperkt door de zes richtingen zoals alle geschapen dingen.” (Al-Aqida al-Tahawiyya, Punt: 38)

 

Imam Abu Hanifa (Allah zij met hem) verklaart ook in zijn Al-Fiqh al-Absat:

 

“Als er gevraagd wordt: ‘Waar is Allah?’, dan zal hem gezegd worden dat Allah Allerhoogste bestond toen er geen plaats was, voordat Hij de schepping schiep. En Allah Verhevene bestond toen er geen ‘waar’ was, geen schepping, niets, en Hij is de Schepper van alles.” (Al-Fiqh al-Absat, P: 21)

Qadi Abu Ya’la al-Hanbali zegt:

“Voorwaar, Allah Verhevene is niet te beschrijven met [het verblijven in een] plaats.” (Daf’ Shubah al-Tashbih, P: 43)

Op grond hiervan is het onjuist om te zeggen dat Allah, de Verhevene, ‘fysiek’ in de hemel of boven de hemelen op Zijn Troon is. Evenzo is het onjuist om te zeggen dat Hij, de Verhevene, ‘fysiek’ overal en in alles is. De reden hiervoor is, zoals hierboven uitgelegd, dat deze dingen geschapen en beperkt zijn. De Troon en de hemelen zijn begrensde entiteiten. Allah, de Verhevene, kan niet beperkt worden tot de dingen die Hij geschapen heeft, zoals de hemelen en de Troon. Hij is de schepper van tijd en ruimte, en is dus verheven boven alles en iedereen.

Verder: zitten, staan, zich verheffen, opstijgen, afdalen, klimmen, enz. zijn allemaal kenmerken van geschapen lichamen, terwijl Allah vrij is van het hebben van enige attributen van de schepselen die aan Hem worden toegeschreven. Allah heeft geen plaats nodig om te bestaan. Imam al-Tahawi vat dit samen door te zeggen:

“Hij [Allah] is onafhankelijk van de Troon en alles wat daaronder is.” (Al-Aqida al-Tahawiyya, Punt: 50)

Hidden
Hidden
Hidden
Vond je dit antwoord nuttig?
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
To top