De iqama is het geheel van zinnen waaruit blijkt dat het gebed is begonnen. Met andere woorden de imam of de persoon die alleen bidt is opgestaan en heeft besloten het gebed te verrichten. Alleen dan wordt de iqama opgeroepen, want die dient onmiddellijk met het gebed verbonden te zijn: De zinnen van de iqama zijn vergelijkbaar met de zinnen van de adhan, behalve dat de meeste ervan slechts eenmaal worden herhaald.
De vorm van de iqama is als volgt:
- Allaahu akbaru (Allah is groter.)
- Allaahu akbaru, (Allah is groter).
- Ash-hadu an la ilaha illa’llahu, (ik getuig dat er geen God is behalve Allah.)
- Ash-hadu anna Muhammadan rasulullahi. (Ik getuig dat Mohammed ﷺ de boodschapper van Allah is.)
- Hayya ‘ala’s-salati, (Kom tot het gebed)
- Hayya ‘ala’l-falahi, (Kom tot succes)
- Qad qamati’s-salatu, (Het gebed is begonnen)
- Allaahu akbaru, (Allah is groter.)
- Allaahu akbaru, (Allah is groter).
- La ilaha illa’llah. (Er is geen God behalve Allah.)
Het wordt aanbevolen dat degene die de iqama oproept de klinkers aan het einde van de zinnen uitspreekt en alle zinnen samenvoegt.