Het is een cliché te beweren dat het vasten meer is dan alleen onthouding van eten, drinken en intimiteit met de huwelijkspartner. Ondanks dat velen van ons zich hiervan bewust zijn, blijven de daglichturen van de Ramadan voor velen van ons langdurige momenten van dorst en honger. Zeker, velen van ons voelen de spirituele verzadiging na het bidden van de tarawīh (nachtelijk Ramadan gebed) of het genieten van de qiyām (late-nacht gebed) in de masjid (moskee). Echter, de meeste mensen waarderen de spiritualiteit niet die overdag kan worden genoten, zonder het belang van de nacht te ondermijnen.
In het boek Ihyā’ ʿUlūm al-Dīn, bespreekt al-Ghazālī de “geheimen” van het vasten en de methode waarmee men deze kan bereiken en de doelstellingen van het vasten kan vervullen. Wij zullen ons beperken tot een paar punten die hij noemt.
Hij begint met te stellen dat de manier waarop de duivel de harten van de mensen beïnvloedt, is door middel van hun begeerten (shahawāt). Onze begeerten zijn namelijk voedsel, drank en intimiteit. Al-Ghazālī acht dit punt van cruciaal belang voor het realiseren van de doelstellingen van het vasten.
Al-Ghazālī citeert de bekende hadīth (overlevering) waarin de Profeet SAW zegt dat God, subhanahu wa ta`ala (geëxalteerd is Hij), zei:
“Alle daden van de zoon van Adam zijn voor hem, behalve het vasten. [Het vasten] is voor Mij en Ik beloon het [met wat en hoe Ik wil].”
Het is door het overwinnen van iemands verlangens dat men toevlucht vindt tot de duivel en rust vindt. Al-Ghazālī acht dit punt van centraal belang voor het realiseren van de doelstellingen van het vasten.
Al-Ghazālī citeert de zeer bekende hadīth (overlevering) waarin de Profeet SAW zegt dat God, subhanahu wa ta`ala (geëxalteerd is Hij), zei:
“Alle daden van de zoon van Adam zijn voor hem, behalve het vasten. [Het vasten] is voor Mij en Ik beloon het [wat Ik wil].” (Sahih Muslim)
Waarom zegt God (SWT) dat het vasten, met uitsluiting van andere daden van aanbidding, voor Hem is? Is ons gebed en liefdadigheid ook niet voor Hem? Al-Ghazālī schrijft dat God (SWT) de handeling van het vasten een bijzondere rang heeft gegeven, door het aan Zichzelf toe te schrijven, op twee manieren
Ten eerste is vasten een verborgen daad van aanbidding; niemand is in staat om te zien dat je vast. Dit beschermt iemands intentie tegen bederf, in tegenstelling tot gebed, liefdadigheid en hadj (bedevaart).
Ten tweede, vasten is een daad waarmee men de duivel weerstaat. Door zich te onthouden van eten, drinken en intimiteit, is een moslim in staat zijn verlangens te beheersen en de werking van de duivel te belemmeren.
Allah zegt in de Koran:
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا إِن تَنصُرُوا اللَّهَ يَنصُرْكُمْ وَيُثَبِّتْ أَقْدَامَكُمْ” Jullie die geloven! Als jullie God helpen dan zal Hij jullie helpen en jullie voeten stevig maken. (de Koran 47:7)
In het commentaar van al-Jalālayn vinden we dat het brengen van overwinning aan God (SWT) het brengen van overwinning aan Zijn religie en Boodschapper ﷺ betekent.
Na een uiteenzetting over de verdiensten van het vasten, gevolgd door de regels van het vasten, bespreekt al-Ghazālī de methodologie waarmee we de vruchten van het vasten kunnen realiseren.
Het vasten wordt beoefend op een van de drie niveaus:
- Het niveau van de leken,
- Het niveau van de uitverkorenen, en
- Het niveau van de select groep uit de uitverkorenen.
Het vasten van de leken, het laagste niveau van vasten, omvat slechts het volgen van de formaliteiten van het vasten. Het vasten op het volgende niveau houdt in dat men vast met zijn ledematen. Het derde niveau van vasten houdt in dat men lichamelijk, geestelijk en intellectueel met zijn heer verbonden is, zonder ook maar een moment het bewustzijn van deze toestand te verlaten. Dit omvat het vasten met het hart en de geest.
Het tweede niveau van vasten houdt zes dingen in:
- Vasten met het gezichtsvermogen
Men dient zich te onthouden van het kijken naar dingen die onwelgevallig (makrūh) of ongeoorloofd (harām) zijn. Dit omvat dingen die iemands hart afleiden van het gedenken van God (SWT).
- Vasten met de tong
Vooral tijdens het vasten mag men niet liegen, kwaadspreken, lasteren, grove taal gebruiken, met anderen redetwisten, onoprecht spreken, of ijdel praten. In plaats daarvan moet men proberen meer tijd te besteden of te zwijgen, het gedenken van hun Heer en het reciteren van Zijn boek.
- Vasten met de oren
Men moet zich onthouden van het luisteren naar dingen die afkeurenswaardig (makrūh) of verboden (harām) zijn. Al-Ghazālī vermeldt dat alles wat verboden is om te zeggen, verboden is om naar te luisteren. In de Qur’ān stelt God degenen die zich bezighouden met het luisteren naar leugens tegenover degenen die consumeren wat onwettig is [5:42].
- De rest van zijn lichaamsdelen (handen, voeten, enz.) te vrijwaren van zondige daden
Hopelijk is dit voor niemand van ons een probleem, maar sprekend tot zo’n breed publiek, waarschuwt al-Ghazālī mensen voor het consumeren van wat onwettig is. Immers, door dit te doen wordt het hele doel van het vasten teniet gedaan.
- Niet overeten
Iedereen weet dat het niet zou moeten, maar toch doen we het. Al-Ghazālī raadt overeten af als het gaat om het verbreken van iemands vasten. Immers, het doel van het vasten is het beheersen van de begeerten. Wat heeft iemand eraan als hij zich tijdens één (of meerdere) maaltijden overgeeft ter compensatie van wat hij zich heeft ingehouden? Bovendien, zoals al-Ghazālī vermeldt, dekken velen van ons onze eettafels met een dergelijk voedselassortiment alsof we de voedselpiramiden van Gizeh proberen te verorberen.
- Na het breken van het vasten, moet men een gevoel van hoop en vrees in evenwicht brengen
Men moet hoopvol zijn dat het vasten door God is aanvaard, maar ook bang dat het vasten tekort is geschoten. Kortom, men moet niet overmoedig worden, want dan zal de kwaliteit van het vasten langzaam afnemen.
Ja, het vervullen van de uiterlijke aspecten van het vasten zal iemands daad geldig maken. Maar we moeten ons met meer bezighouden dan alleen dat, zoals al-Ghazālī vermeldt. Op een hoger niveau, met het oog op het Hiernamaals, moeten we ons bezighouden met de aanvaarding van de daad en de vervulling van de doelstellingen, naast de geldigheid ervan. In al-Ghazālī’s opvatting is het doel van het vasten het belichamen van een van de eigenschappen van God, al-Samadiyya, namelijk het bestendig zijn, het uithouden en het beheersen van onze begeerten. Op deze manier volgen wij het voorbeeld van de engelen die verheven zijn boven het hebben van verlangens.
De pracht van de Ramadan is niet alleen te vinden nadat de zon is ondergegaan. De worstelingen van het vasten hebben hun eigen aandeel in mooiheid en spiritualiteit. Zoals al-Shaykh Shabīr Ahmad al-ʿUthmānī schreef in zijn gerenommeerde commentaar op Sahīh Muslim:
wij dragen de beproevingen van het vasten met als enig doel het verkrijgen van Gods welbehagen (Shabīr Ahmad al-ʿUthmānī, Fath al-Mulhim).
Tenslotte laat al-Ghazālī ons achter met het stellen van een vraag die wij ons allen zouden moeten stellen. Vasten, en elke daad van aanbidding daaronder begrepen, heeft zowel een uiterlijke als een innerlijke realisatie. Zullen wij tevreden zijn met het vervullen van het uiterlijke, of zullen wij streven naar het realiseren van de innerlijke schoonheid?