Sommige mensen zijn van mening dat alle wetten van salah gemeenschappelijk zijn voor zowel mannen als vrouwen, en dat er geen verschil is tussen hen. Zij beweren ook dat de overlevering ‘Bid zoals je mij hebt zien bidden’ algemeen is en daarom gelijkelijk moet worden toegepast op zowel mannen als vrouwen. Men moet zich echter realiseren dat onze eigen interpretatie en logische gevolgtrekking van deze overlevering niet te vergelijken is met de andere overleveringen van de boodschapper van Allah (vrede zij met hem), en de hieronder geciteerde uitspraken en praktijk van de Sahaba en Tabi’un.
De Sharia heeft verschillende regels voor mannen en vrouwen verordend in vele belangrijke kwesties van salah.
Bijvoorbeeld,
- Jumua’ah is fardh voor mannen maar niet voor vrouwen, en het Eid gebed is wajib (in de hanafi fiqh) voor mannen maar weer niet voor vrouwen.
Tariq bin Shihab (moge Allah tevreden over hem zijn) overleverde dat de profeet (vrede zij met hem) zei. Vrijdag samenkomst is een plicht voor iedere moslim behalve vier mensen: een slaaf, een vrouw, een kind en iemand die ziek is [. Abu Dawood 1067 en Hakim 1062. Hakim verklaarde het Sahih en Ad-Dhahabi was het ermee eens.
Umm Atiyyah (moge Allah tevreden met haar zijn) zegt als onderdeel van een langere overlevering: “Het is ons verboden begrafenissen te volgen en er is geen vrijdaggebed op ons van toepassing.” Ibn Khulaimah 1722.
- De beloning van het gezamenlijk gebed voor mannen is zevenentwintig keer meer dan een individueel gebed. In tegenstelling tot de men is het meest belonende gebed van een vrouw dat wat zij thuis verricht.
Abu Hurairah (moge Allah tevreden over hem zijn) verhaalt dat De profeet (vrede zij met hem) zei: Het meest geliefde gebed bij Allah van een vrouw is die welke zij verricht in de donkerste plek van haar huis.’lbn Khuzaimah 1691, en Tabarani in al M’ujam al Kabeer zoals vermeld door Hafidh Haithami 2/35. Hafidh Haithami zegt ook dat de vertellers ervan authentiek zijn.
- In tegenstelling tot mannen moeten vrouwen geen adhan doen.
Asmaa (moge Allah tevreden met haar zijn) vertelt als onderdeel van een langere overlevering dat De profeet (vrede zij met hem). zei: ‘Er is geen adhan, iqamah of Jumuah voor vrouwen.iman Baihaqi 1921
Ibn Umar (moge Allah tevreden over hem zijn) zegt: ‘Er is geen adhan of iqamah op vrouwen.(Baihaqi).
- Er is een groot verschil in de awrah van een man en die van een vrouw in salah. Vrouwen moeten hun hele lichaam bedekken, inclusief het haar, en alleen het gezicht en de handen bloot laten.
Ummul Mu’mineen Aisha (moge Allah tevreden met haar zijn) meldt dat De profeet (vrede zij met hem) zei:
“Allah accepteert het gebed van een volwassen vrouw niet zonder sjaal.” (Ahmad, Ibn Majah, Abu Dawood)
- -Vrouwen kunnen mannen niet voorgaan in het gebed
Jaabir bin Abdullah meldt als onderdeel van een langere overlevering dat De profeet (vrede zij met hem) zei:
“Weet dat een vrouw een man niet mag leiden in het gebed.”
Om iemand te corrigeren of af te schrikken in het gebed moeten mannen luid ‘subhanallah’ zeggen, terwijl vrouwen alleen in hun handen mogen klappen.
Abu Hurairah (moge Allah tevreden over hem zijn) meldt dat De profeet (vrede zij met hem) zei:
“Tasbih is voor mannen en klappen is voor vrouwen.” (Ibn Majah en Baihaqi)
De verschillende houdingen, posities en voorschriften betreffende het gebed van de vrouw zijn niet de uitvinding van een groep of een individu, maar de leer van De profeet (vrede zij met hem) zelf. Hij was de allereerste persoon die onderscheid maakte tussen het gebed van een man en een vrouw.
Yazid bin Abi Habib meldt dat De profeet (vrede zij met hem) langs twee vrouwen kwam die salah aan het bidden waren. Hij zei:
“Wanneer jullie je neerwerpen, laat dan een deel van je lichaam zich vastklampen aan de aarde, want vrouwen zijn hierin anders dan mannen.” Abu Dawood & Baihaqi.
Wail bin Hujr (moge Allah tevreden over hem zijn) meldt dat De profeet (vrede zij met hem) zei:
“Oh Ibn Hujr! Wanneer je bidt maak dan je handen gelijk met je oren. En de vrouw zal haar handen dicht bij haar boezem opheffen.” Tabarani in at M’ujam al Kabee’r
Uit alle bovenstaande overleveringen leiden we enkele zeer belangrijke en fundamentele principes af over het gebed van een vrouw.
- De wetten van salah zijn niet altijd hetzelfde voor mannen en vrouwen.
- De Sunnah houding van een vrouw in elke positie van het gebed is die welke het meest verhullend is voor haar.
Imam Baihaqi zegt,
“Alle wetten van salah waarin een vrouw verschilt van een man zijn gebaseerd op het principe van satr (verhulling). Dit betekent dat de vrouw wordt opgedragen alles te doen wat meer verhullend voor haar is. De volgende hoofdstukken van overlevering leggen deze betekenis uitvoerig uit.” (Baihaqi)
Zoals eerder vermeld, is deze variatie in het gebed van een vrouw voorgeschreven door niemand minder dan De profeet (vrede zij met hem) zelf. Het is ook terug te vinden in de uitspraken van de Sahabah en Tabi’un. De Ulama en fuqaha van alle vier de scholen hebben dit verschil altijd erkend en hebben, zoals blijkt uit hun boeken van fiqh, altijd de bovenstaande principes in acht genomen wanneer zij een uitspraak doen over het gebed van een vrouw. Hieronder volgen enkele vertellingen waarin de uitspraken en de praktijk van de Sahabah (moge Allah tevreden over hem zijn)m samen met de uitspraken van sommige van de Tabi ‘un en de Ulama van de verschillende scholen van fiqh worden beschreven:
Uitspraken en praktijk van de Sahabah en tabi’ien.
Imam Abu Bakr Ibn Abi Shaybah vertelt:
“Abd Rabbih Ibn Zaytun zei dat hij Umm ud-Dardaa haar handen parallel aan haar schouders zag optillen bij het begin van het gebed. ” (al-Musannaf li-Ibn Abi Shaybah)
Khalid bin al Lajlaaj meldt als onderdeel van een langere overlevering dat vrouwen bevolen werden om tarabb’u[d.iman.z. het rechterbeen naar de rechterkant van het lichaam trekken en het linkerbeen onder het rechterbeen plaatsen.] te doen wanneer ze in salah zitten. [d.iman.z. het rechterbeen naar de rechterkant van het lichaam trekken en het linkerbeen onder het rechterbeen plaatsen.] Ibn Abi Shaibah
Ibn Abi Shaybah heeft verhaald:
“Ataa werd gevraagd hoe een vrouw haar handen in salah moet opheffen. Hij antwoordde dat zij ze tot aan haar borst moet opheffen”.
Ibn Abi Shaybah vertelt: “Hammad ibn Salamah al-Basri placht te zeggen dat een vrouw haar handen parallel aan haar borst moet heffen wanneer zij het gebed begint. ” Hammad was gevestigd in Kufa en hij gaf deze fatwa uit.
Ibn Jurayj meldt: “Ik vroeg Ataa:
“Moet een vrouw met haar handen bewegen op het moment van takbeer zoals een man dat doet?” hij antwoordde: “Zij moet haar handen niet opheffen met takbeer op de manier van mannen.” Ataa demonstreerde toen (de manier waarop zij dat zou moeten doen.) Hij plaatste zijn handen heel laag en trok ze vervolgens naar zich toe. Vervolgens zei hij. “De houding van een vrouw in salah is niet die van een man.” Abdul Razzaq en Ibn Abi Shaibah.
Hasan al Basri heeft gezegd:
“Een vrouw moet zich in sujud dicht bij elkaar trekken. (Ibn Abi Shaibah)
Ibrahin al Nakhai zegt: “Wanneer een vrouw prostaat moet zij haar buik tegen haar dijen drukken. Zij moet haar achterste niet optillen noch moet zij enige ruimte of afstand tussen de ledematen van haar lichaam toestaan zoals een man dat doet. (Abdul Razzaq en Ibn Abi Shaibah)
Hij zegt ook:
“Wanneer een vrouw zich neerbuigt, moet zij haar dijen samenbrengen en haar buik ertegenaan drukken.” Ibn Abi Shaibah
Imam Ahmad werd gevraagd over hoe een vrouw moet neerbuigen en zitten voor tashahhud. Hij antwoordde:
“Zij zou doen wat voor haar meer verhullend is. Hij voegde eraan toe: ‘Zij zou tarabb’u moeten doen in tashahhud en haar benen naar één kant moeten trekken (sadl). [Masaail van Imam Ahmad verhaald door zijn zoon Abdullah]
Imam Shafi’i schrijft in Al-Umm
“Een man en een vrouw met betrekking tot het gedenken en het gebed zijn hetzelfde, behalve dat zij (vrouwen) meer verhullend dienen te zijn dan mannen in ruku’ en buiging door hun ledematen samen te voegen.
Al het bovenstaande toont heel duidelijk aan dat het gebed van een vrouw in sommige aspecten verschilt van dat van een man, en dat dit onderscheid eerst door niemand minder dan De profeet (vrede zij met hem) werd gemaakt, en vervolgens door de vooraanstaande Sahaba en Tabi’un werd gehandhaafd. Bovendien is er, zoals in hun werken te zien is, bijna universele overeenstemming onder de geleerden van alle scholen van fiqh over deze kwestie.